Marion Haima
  • Welkom
  • Paintings
  • Mozaïek
  • Foto's
  • Boek Van Weimar tot Riethoven
  • Het Riethovens Dagblad
  • Webshop
  • Contact
  • Workshops
    • C.V.
  • Keramiek
  • Edelsmeden
Scroll naar beneden, aub .

Schrijfsels van Marion Haima



(Geschreven met een knipoog, naar aanleiding van mijn ingezonden artikel in het ED over De Collse Watermolen die toegeschreven is aan Van Gogh en de protestacties tegen de Shell in het Van Gogh Museum.)


Het Vage Vuur, November 2017
 
 Waarde Theo,

 
Uw brief van vorige week is gearriveerd en door mij reeds vele malen gelezen. Welk een stroom van gevoelens werden er op mij losgelaten bij het aanschouwen van zulke Hemelse beelden die ge met zoveel liefde gestuurd hebt! Zoo een wonder om pa en moe weer te zien. Zoo licht en transparant, bijna zwevend, door het ultramarijne blauw dat zoo prachtig harmonieert met hunne verschijning.
Ik zag dat pa en moe in goede gezondheid zijn en verwachtte niet anders. Zij hebben immers het Eeuwige Leven.
Het moet U vele inspanningen gekost hebben om de foto’s door te sluizen. Ge weet, ze vinden post niet zo amusant, hier. Zij zijn van mening dat het alleen maar onrust teweeg brengt onder deze zielen die toch al zo geschonden zijn. Ge weet, Theo, dat zij verloren zijn, althans de meesten. Ik heb U al zo vaak verwittigd over ‘het Vuur’, die krachtige, onaardse gloed die ook steeds meer bezit neemt van mij.
Het moet mij van het hart dat Uw inspanningen om mij hier vandaan te krijgen, geheel vruchteloos zullen blijken. Ge móet mij begrijpen, mijn waarde vriend, ik kán niet meer zonder hen. Zij hebben mij noodig, Theo, en verzachten mijn pijn.
Zij die het dichtste bij het vuur zitten, warmen zich het best, zegt men. Daar zoudt ge anders wel eens over kunnen gaan twijfelen als ge hier waard. De arme stakkers weten niet beter, zij kennen Uw wereld immers niet!
Gauguin is van de week vertrokken nadat hij hier is ontslagen, na al die jaren. Ge kunt hem eerdaags verwachten. Hij maakte nog amok en bijna hadden ze hem hier gehouden, ware het niet dat ik hem spoedig weer terug verwacht, ge weet wel waarom, hij kan de duivel zelf zijn.
Sien laat U groeten. Haar vuur brandt nog immer van verlangen naar mij, en ge kunt begrijpen dat ik nog immer verslaafd ben aan haar. Ik kan haar hier niet alleen voor mijzelf houden, dat mag klaar zijn. Indien dat wél het geval was geweest, dan zou zij immers bij U vertoeven, dat begrijpt ge wel. Michelet verstaat het, ik zie hem alle dagen.
Enfin, de tijd vliegt, Theo, en niet alleen bij mij. In den nacht, wanneer alle zielen kermen, gaan mijn gedachten nog steeds uit naar pa en moe, Jo en Jet, ja zelfs naar de door mij zo hoog geachte Mauve.. Hij zweeft dan voor mijne oogen. Zijn vermanende vinger wijzend naar mij, en dan naar boven… Het moet gezegd dat hij nogal opgehemeld wordt, daar. Als ge hem ziet, wilt ge hem dan verwittigen dat het een uitgemaakte zaak is. Ik blijf hier, zoals ik U al zei, Ik blijf hier, tot in den Eeuwigheid!
Het is maar goed dat pa en moe op tijd vertrokken zijn uit ‘het Aardse’. Spionnen zitten hier anders ook genoeg. Van tijd tot tijd komen mij zaken ten ore waar ik in het geheel niets van begrijpen kan. Het schijnt dat ze mij daar beneden vereren als een heilige of als een beroemdheid! Ge weet, ik vertrouw de roem zelf niet. Dat is 'zoiets als een sigaar met de brandende kant in de mond steken.’
Mijn naam gaat door vele monden sinds ik daar weg ben. Men verzamelt mij tegen vreeschelijke woeckerprijzen, schijnt het! Bloedpenningen zijn het, ook al word ik gehangen in volle zalen! Men treft mij aan op muren van dure etablissementen. Nee, geen schilderijen, maar hele wanden, vol beplakt met papier. Men copieert mij, Theo. Duizenden malen! Mijn oneindige liefde voor den menschheid wordt misbruikt, Theo. Ik word te kijk gezet op aschbakken, paraplues en kartonnen doozen. Ge begrijpt dat ik dat niet toe zou hebben gestaan. Alleen het gewin regeert daar! Soms stopt men mij in kluizen, gevangen en eenzaam, onbemind. Versteegen was nog niets, vergeleeken met deze handelaren in de kunst. Deze schandvlek breidt zich steeds verder uit als olie op het vuur! Stinkende olie, waar ge Uwe handen aan kunt branden!
Ge weet, Theo, ik heb mijn tijd gehad, daar beneden. Wederkeren kan niet meer. Hemel en aarde zijn voor mij passé. Ge kent mijn vurige wens. Mocht ge nog ooit in den gelegenheid komen, dan vraag ik U met klem om namens mij een woord te doen, daar beneden. Zeg hen dat het eenvoudig finí moet zijn!
​
Mijn onuitsprekelijke dank Theo, mijn waarde broer. Ik heb u lief.
 
Vincent

Wrakhout

11/23/2019

0 Comments

 

Wrakhout


Wanneer je naar het uiterste noorden rijdt, kom je bij de Wadden terecht, waar het land zompig overgaat in zout water, schier eindeloos. Daar waar het licht speelt met het water en de wolken, onafgebroken, daar komen mijn voorouders vandaan. Het waren de Haima’s.
Probeer ze niet te vinden, het lukt je niet. Ze zijn weg. Naar Amerika, vanwege armoede en geloofskwesties. Mennonieten, boerenknechten, vissers, al dan niet gevlucht voor de woede van de zee.
Tussen Holwerd en Ternaard, midden in het weidse coulisselandschap van noordoost Friesland, kun je vanaf de dijk, verscholen achter een groepje hoge bomen, de Haima State zien liggen. Althans, wat er nog van over is. De oprijlaan is lang.
       Mijn latente angst voor honden kwam boven drijven toen ik er een week geleden lafhartig voorbij fietste en ik ben maar heel even gestopt. Veel liever zette ik koers naar het nabij gelegen, bijna vergeten dorpje achter de zeedijk, waar veel huizen te koop staan. De voormalige herberg, het statige gemeentehuis, het markante schoolgebouw in rode steentjes, alles in de aanbieding. Woonhuizen, van kleine hutjes tot imposante boerderijen, al dan niet met riet bekapt, zijn schaamteloos te koop gezet voor minieme bedragen, ten prooi aan speculanten uit de randstad of eenieder die wat centen over heeft. Het gaat hard. Het dorp dreigt leeg te lopen. Haar verleden sijpelt langzaam weg, samen met de verhalen. Alles wat je vandaag nog weet kan morgen ineens verdwenen zijn. Wat ze droegen, wat ze zongen. Hun geloof, hun taal.
Het leek me niet verkeerd om er eens een kijkje te gaan nemen. Zo kwam het dat ik voor mezelf en mijn partner er een vakantie-optrekje had geboekt, midden in het centrum.
        Het huis in het dorpje achter de zeedijk, dat wij voor twee weken het onze noemden, was zelf gebouwd door de eigenaren: een lichtelijk excentriek stel van middelbare leeftijd met drie opgroeiende kinderen. Ze hadden bijna alles zelf gedaan. Het oude, vervallen boerenhuis was steen voor steen weer opgebouwd, evenals het antieke pakhuis ernaast. Dit had geleid tot bizarre keuzes, zoals de betonnen trap waar je bijna niet van af kon lopen, of het ontbreken van een hekwerk op de eerste verdieping, waardoor je ongewild een ware doodsmak zou kunnen maken in een onbewaakt ogenblik. Of de lage ramen in de keuken, zodat iedereen( de buurman) vrije inkijk had in ons privéleven. Of de immense schuur-woon-kamer van beton, waar alles grijs en koud bleef, zodat je wel genoodzaakt was om elke avond een vuurtje te stoken in de met roet bepoederde open haard. De eigenaar had een stapel keurig verzaagd wrakhout voor ons klaargelegd, waar we dan ook driftig gebruik van maakten.
        Wrakhout speelde een belangrijkere rol in hun leven dan ik had gedacht. Een smalle deur gaf onverwacht toegang tot het half verbouwde pakhuis ernaast. Een juweel, hoe onpraktisch en onverwarmbaar dan ook. Het plafond ontbrak grotendeels, waardoor je helemaal de hoogte in kon kijken, tot het houten dak toe. Half gebogen raampjes waarvan de luiken ontbraken, door wingerd omgroeid, zorgden voor een bijna sprookjesachtig licht. Overal was wrakhout. Aan het plafond, in manden, gespiest op ijzeren staven als een kunstwerk of gewoon ergens op de stenen vloer. Wrakhout en schedels van dieren. Van hertenkoppen met het gewei er nog aan tot iele skeletjes van vogeltjes, in rijtjes naast elkaar op de planken. En laten we niet de stenen vergeten. Van die gladde afgeplatte exemplaren, geschuurd door de zee. Scheepskatrollen en reddingsboeien uit een voorbij verleden hingen hoog tegen de afgebladderde muren, ongrijpbaar en roerloos.
Het mag wel duidelijk zijn: Door mijn zoektocht naar het verleden van mijn voorouders, waren we beland in het huis van een ware strandjuttersfamilie die elke zomer zes weken met het hele gezin naar Noorwegen trok om er in alle rust, aangespoelde schatten te vinden die ze later voor aardige bedragen aan de man wisten te brengen. Met succes.

       Het lijkt wel alsof alle andere inwoners van het dorp de zee hebben afgezworen. Nergens anders zie je nog sporen van een boot, van netten, een verwijzing naar de weerbarstige oerkracht die behalve vis, zoveel ellende heeft gebracht bij de bewoners. Schijn bedriegt. Willem wist het te vertellen. Bij storm staan ze op de dijk, de bewoners van het dorp. Ze houden het waterpijl zorgvuldig in de gaten. Net zoals vroeger, al is het met wat minder angst.

​        We zijn weer vertrokken, nagezwaaid door Willem, het Friese equivalent voor Malle Pietje, of leek hij meer op Swiebertje? Onze contactman in Friesland, die gestrand was in het dorpje waar hij ooit een woonhuis annex winkelpand had gekocht, woonde al jaren alleen in het onttakelde pand dat grotendeels leeg stond. Het was zo groot dat alles erin nietig leek. Deze overkill aan vierkante meters leefruimte gaf je hetzelfde desolate gevoel dat je bekroop bij de aanblik van alle andere leegstaande panden in het dorp. Willem zijn blikjes gastvrij bier en zijn verhalen hadden ons dichter bij het dorp en haar inwoners gebracht, zonder dat zij er zelf weet van hadden.
De Haima State is nog steeds in nevelen gehuld. Ons speurwerk naar graven uit een ver verleden, leverde in totaal slechts een goal op. Ook de mystieke doopsgezinde kerk in Holwerd heeft haar geheimen niet prijs gegeven. Wel weet ik nu wat meer van hun zee. De wadden. Van verloren schatten.
Van wrakhout.


0 Comments

Combineer fiets en bus

4/12/2018

0 Comments

 
De Ruit rond Eindhoven is er nooit gekomen, rekeningrijden ook niet. Niet nóg meer asfalt, maar zoeken naar slimme oplossingen, is de huidige tendens. Heel mooi, maar wáár blijven deze slimme oplossingen? Er wordt hard aan gewerkt, lees ik.


Wie slim is pakt de fiets of de bus, zegt de Helmondse verkeerswethouder Erik de Vries (ED 15 maart) als antwoord op het fileprobleem rond Eindhoven en Helmond. Dit is al zo vaak geopperd in het verleden. Meer buslijnen en fietspaden bieden gewoon niet voldoende oplossing, vrees ik. Waarom niet? De bus komt lang niet overal op loopafstand en de afstanden die afgelegd moeten worden zijn vaak te groot om te fietsen. Daarom staan elke dag nog steeds honderdduizenden auto's in de file op de snelweg te ronken, slechts bemand door één persoon. Een krankzinnige situatie, dat mag duidelijk zijn. Je vraagt je af hoe het ooit zover heeft kunnen komen.
FietsaanhangerMijn idee: combineer bus en fiets voor woon- en werkverkeer. Eerst maar eens voor het snelwegtraject. Ontwerp een speciale fietsaanhanger of elektrische bus waar je je fiets of e-bike met één handbeweging in en uit kunt rijden en vast kunt klikken. Diefstal-proof. Misschien iets voor VDL? Voordelen:
- Er kan gebruik worden gemaakt van de bestaande (snel) wegen.
- Minder ongelukken.
- Je hebt de beschikking over je eigen fiets of e-bike.
- Je levert een belangrijke bijdrage aan een beter milieu.
- Je doet iets aan lichaamsbeweging.
- Je hoeft 's morgens niet meer met je slaperige kop achter de uitlaatgassen te hangen.
- Je hebt tijd voor een sociaal praatje.
- Je kunt op je gemak je krantje lezen en probleemloos appen en mailen.
- Je bespaart veel geld want onze regering gaat dit natuurlijk subsidiëren.
Onuitvoerbaar? Ik dacht van niet. Natuurlijk kost het moeite om zo'n plan van de grond te krijgen. Bekijk het eens zo, waar zouden wij voor gekozen hebben als we een eeuw geleden in de toekomst hadden kunnen kijken? Zeer zeker niet voor onze huidige situatie. De wegen zijn er al, nu de wil nog!
0 Comments

November 14th, 2016

11/14/2016

0 Comments

 
0 Comments

December 14  2016

11/14/2016

1 Comment

 
Sterren
 
 
Ze zijn altijd verder weg dan je denkt. Hoe verder in het verschiet, hoe begeerlijker ze lijken. Mensen hebben iets met sterren. Ze beloven meestal iets goeds. Het grote gros durft er dan ook blindelings op te vertrouwen. Of het nu de sterren van een ziektekosten-verzekering zijn of die van een hotelaccommodatie, hoe meer hoe beter.
Soms is ééntje al genoeg. Onze jaartelling begon immers met een ster. De ster van Bethlehem, staat in oude geschriften te lezen. Hij zou ons de weg wijzen naar de Verlosser. Eindelijk iets of iemand die ons zou bevrijden, ons het licht zou laten zien. Verlossen van wat? Van ons eigen alter ego? De mens die dacht/denkt bovenaan de ladder te kunnen staan? Belangrijker dan welk dier dan ook?

Vandaag viel de krant op de mat, half verregend. Mijn aandacht werd meteen getrokken door de grote kopletters “Sterren” en een foto van een zichtbaar gelukkig stel met een zuigeling in de armen. Nee, al hadden we nog maar nauwelijks twee weken te gaan voor Kerst, met de komst van de Verlosser had de foto niets van doen. Het ging over een andere invloedrijke persoon, bijna een God op aarde, namelijk meneer Michelin. Zijn sterren hebben al decennialang een magische uitwerking op mensen. De betovering die ervan uitgaat schijnt zó heftig te zijn dat er zelfs een reusachtige kop op de voorpagina van een krant mee te halen valt.
Meneer Michelin had twee van zijn sterren uitgereikt aan het dolblije koppel van de foto. Het is ze van harte gegund, alleen….
Ik heb maar een beperkt verstand en kom voor de helft van boeren afkomst. Misschien is dat de rede dat ik deze opwinding maar niet kan vatten. Ik snap het nog steeds niet, sterren en eten. Begrijp me niet verkeerd, ook ik kan genieten van een heerlijk maaltje. Het is voornamelijk een zintuiglijke ervaring, zou je denken, zoiets als seks, nét een beetje anders. Het gaat vast om exclusiviteit en entourage.
Eten heeft ook met liefde te maken, als je het mij vraagt. Ook met gezelligheid, intimiteit. Iemand die zich voor je uitslooft, je heeft willen verrassen.
Prima hoor, al die sterren van meneer Michelin. Toch, als er iemand is met Kerst die de sterren van de hemel voor jou kookt, mét liefde, waan je dan maar in de Zevende Hemel.
Ook zónder sterren.



1 Comment

November 01, 2016

11/1/2016

0 Comments

 

De Machaons: een vreemde familie


Een tak van onze familie die uit nogal wat autistische eenlingen bestaat, lijkt het toch prima naar de zin te hebben in hun pension, ook al hebben zij de locatie niet zelf uitgekozen. Het eten is er kwalitatief goed: onbespoten vermoedt men. Ik zag laatst van hen een foto en het viel me op hoe blakend van gezondheid ze er uitzagen. Al moet wel gezegd worden dat de oudsten wel érg aan het uitdijen zijn. En als het nou nog bij één vetrolletje bleef…Van obesitas schijnen ze nog nooit gehoord te hebben, en dat, terwijl ze pretenderen vegetariër te zijn. Gisterenavond bracht ik ze een bezoek, en het viel me op hoe de wat ouderen volkomen lui zaten  te tafelen, nee,- excusé le mot-, bijna lágen te vréten. Sorry hoor, echt gezellig was het er niet. Er hing meer een gedoogsfeer, zo van: “Nou, als jij persé ook hier wilt zijn, ga je gang, maar niet te dichtbij!”
Nou ja, ze zijn in ieder geval van de straat. Je begrijpt dat ik het er niet lang bij uit heb gehouden. Ook zeiden ze geen stom woord. Maar het moet gezegd, hun outfits waren buitengewoon smaakvol en gedurfd, gezien hun, toch wel duidelijk in het oog springende neiging tot corpulentie. Die moeten zeker door een héle dure ontwerper bedacht zijn: appeltjes groene pakken met zwarte strepen en diep oranje vlekken. Een béétje opzichtig als je het mij vraagt. Als het nou nog van die uitbundige types waren…
Hun beweegredenen begrijp ik niet goed, overigens. Ik hoorde dat ze de accommodatie weer gaan verlaten, binnenkort. Ze gaan het hogerop zoeken. Letterlijk, welteverstaan. De oudste van de familie is hun al voor gegaan. Ik zag hem hangen, goed vastgesnoerd, tegen een dikke tak. Beetje vreemde plek om te gaan abseilen! Denk maar niet dat ze gezamenlijk vertrekken, nee, één voor één. Wat me wél ergert is de rotzooi die ze achterlaten. Want onder ons gezegd en gezwegen: het viel me op dat die lui een abominabele stoelgang hebben, je gelooft je eigen ogen niet. Hum, nou ja, wat wil je, bij zo’n eetgedrag. Wat dat betreft hebben we weinig met elkaar gemeen. Ik ben ook maar een verre nicht van familie koninginnenpagerups. Soms vraag ik me af, zijn we eigenlijk wel familie?       

Noot:  Het mag duidelijk zijn dat het hier niet om de familie van de schrijfster gaat, maar om koninginnenpagerupsen. Wekenlang heeft de schrijfster deze prachtige vreetmachientjes te logeren gehad, totdat de  vlinders uitvlogen. Ze heeft er een film van gemaakt. 
 

Foto
Foto
0 Comments

Geen idee

11/1/2016

0 Comments

 
Foto

 



















​
De bel ging nog geen moment te vroeg.  Ik zette snel de uilenbril van mijn neus, trok een schort van mijn lijf, om vervolgens de deur met een zwaai open te maken.
De man was klein van stuk. Alles aan hem was kogelrond. Zijn neus; zijn lichtroze kale hoofd waar het late zonlicht op weerkaatste, en niet in de laatste plaats zijn buik, verpakt in een al even bolle zwarte broek, die met een paar stevige bretels was vastgesjord. Je zou eigenlijk een slangetje met ventiel verwachten. Een paar overmaatse zwarte schoenen eronder, maakte het gevoel compleet dat ik hier te doen had met een clown in burger. Een paar- op het eerste gezicht- eerlijke blauwe ogen, werden beschaduwd door borstelige wenkbrauwen  waarvan de grijze haren alle kanten op staken.
“Komt u maar binnen!”
Vooruit dan maar. Eigenlijk had ik er een bloedhekel aan om vreemde mannen te pas en te onpas in mijn huis toe te laten, je wist maar nooit. Hij gaf me een stevige knuist ter begroeting. De man had een paar kolenschoppen van handen.
De treinwissels lagen keurig naast elkaar opgesteld. De man keek ernaar, zweeg even. De verwachte opmerkingen bleven uit. Zoals: “Nou mevrouw, wel een paar bonkjes roest hé!’ Of: "Tja, dáárvoor kan ik echt geen vijfendertig euro betalen!”
“U had nog meer he?” vroeg de man, terwijl ik nogmaals de eerlijkheid in zijn blik probeerde te peilen.
Natuurlijk had ik nog meer. Jaren hadden ze op zolder bij mijn schoonvader gestaan, ten prooi aan de elementen, veroorzaakt door gaten in het dak. Verschillende keren was ik vertwijfeld met koperborstel en schuurpapier in de weer geweest en had enkele pogingen gewaagd om van de zwaar verroeste rails onderdelen nog iets bruikbaars te maken.
“Vijftig euro voor het hele spul, is dat wat?”
Ik hapte toe. Of ik hier te doen had met een oprechte opa die met zijn kleinkinderen uit nostalgie met treintjes wilde gaan spelen of met een doorwinterde opkoper, het was niet meer van belang. We ruilden mijn plastic zak met treinonderdelen tegen zijn splinternieuwe briefje van vijftig.
Toen de man vertrokken was, maakte ik een andere plastic tas open en keek erin. Schijnbaar troosteloze stapeltjes treinrails, met plakband bij elkaar gehouden, lagen in rijtjes op de bodem. Het zag rood van de roestkruimels.
Wie was nou de winnaar? Geen flauw idee… Één ding was zeker: zélf zou ik er geen cent voor gegeven hebben.



0 Comments

AMELAND

10/12/2016

1 Comment

 



 
zand
waterrand
licht, lucht en zee
pastel gespiegeld, een eindeloze streep
verborgen diepte, onversneden reep
 
golven buigen spattend zilver
ruisend in de nacht
duinen als kamelenbulten
verspringen poederzacht
 
in zand geblazen watersporen
door vogels steeds omwoeld
geribde rimpelrijen
wasborden gespoeld
 
brokkelranden grijze klei
als drollen op het strand
gebeukt door wederkerig tij
aanwassend of verloren land
 
in zee gestrand
zilt waterzand
hart verpand
Ameland

Foto
1 Comment

Meneer Zuurbuik

4/6/2016

1 Comment

 

( Gepubliceerd in het boek "Van Weimar tot Riethoven"  2016)
 
Het dorp heeft geen echt treinstation, maar gewoon een halte die ook nog eens verdiept ligt, zodat je bij aankomst met een lange trap naar boven moet. De hele omgeving is er glooiend. Rechtsaf, langs het spoor, begint het al meteen te stijgen. Het is er groen, je vindt er de dikste beukenbomen. Je zou het er schilderachtig kunnen noemen. Aan de overkant van de weg die parallel aan het spoor loopt, staan zij aan zij wat huizen, allen verschillend, deels half verscholen in het groen.
Ongeveer halverwege is er één huis waarvan de lange tuin doorloopt tot aan de andere weg aan de achterkant. Je ziet er een hekje tussen het gebladerte, midden tussen de andere huizen in. Het huis is ongeveer het oudste van de rij. Het heeft een rieten dak, en nog meer bijzonders, maar dat kun je niet zien vanaf de buitenkant. Om eerlijk te zijn weet ik niet zeker of die lange tuin er nog is. Misschien staat daar achterin nu ook een huis. Ik heb er niet op gelet, afgelopen zomer. De naam van het huis is in ieder geval wel hetzelfde gebleven: ’t Behouden huis', als ik mij niet vergis.

Meneer Zuurbuik was een van de vele cursisten die tijdens mijn vertoeven in Hotel Brinta, zich aanmeldde voor een schildercursus. De keuken als cursuslokaal bij mijn buren behoorde al lang tot het verleden en mijn werkterrein werd steeds meer verlegd naar het dorp, niet alleen vanwege de bosrijke omgeving, maar simpelweg omdat daar meer potentiële klanten zaten.
Een kleine advertentie in hun regionale krant bleek telkens voldoende om een cursus vol te krijgen. Onderlangs, tegenover de uiterwaarden van de Rijn, huurde ik een lokaaltje in een pand wat vroeger een bewaarschooltje was geweest. Zo kwam daar ook meneer Zuurbuik in beeld. Een van de vele cursisten en tevens een van de weinigen die mij nog haarscherp op het netvlies staat. Hij had een typisch krakende stem die precies bij zijn uiterlijk paste. Een wat kleine en kromlopende man met nog flink wat grijze haren op zijn hoofd, met achter zijn hoornen bril een paar ogen, die qua opmerkzaamheid nog niets hadden ingeboet, ondanks zijn toch al ver gevorderde leeftijd.
Ik zie hem zó nog voor me staan, de zomer van 1985, gehuld in korte broek en bretellen, met daaronder een paar kousenvoeten, gestoken in keurige zwarte schoenen. Hij zal zeker een voornaam hebben gehad, maar het feit dat ik me die niet meer kan herinneren duidt erop dat hij voor mij altijd meneer Zuurbuik  is gebleven.
Hij was intelligent, welbespraakt en scherp. Zijn ervaring en mijn jonge leeftijd vormden een eigenaardig duo, een vreemdsoortige concurrentie, waarbij er totaal geen sprake was van surrogaat vader-dochterrelatie, zelfs niet van een bijzondere genegenheid van mijn kant, maar meer een respect voor zijn jaren. Geboeid kon ik luisteren naar zijn verhalen uit de tijd van De Nieuwe Zakelijkheid, voor de oorlog. Daarbij kwam natuurlijk ook dat Meneer Zuurbuik  op een heerlijke plek woonde, juist geschikt voor even een kopje thee als tussenstop. Arnhem begon me steeds meer te benauwen en een halte verder stopte de trein haast voor zijn deur. Bovendien stond er een piano in de bijna lege voorkamer.

Op een van mijn uitvluchten stond ik voor zijn deur om te ontdekken dat meneer Zuurbuik  er niet was. Het raam van de erker aan de voorkant stond op een kier. De piano lokte. Het kostte mij geen enkele moeite om in te breken, waarna ik plaats nam achter de piano die nog verbazend goed klonk, ondanks het wat vochtige, lichtelijk muf ruikende vertrek. Hier bewaarde hij zijn tekeningen die getuigden van een nog nimmer tanend tekentalent. Meneer Zuurbuik bezat geen fysieke aantrekkingskracht, maar zag die van anderen blijkbaar wel.
Het huis was daarvoor van een architect geweest die het zelf had gebouwd, wat te zien was aan allerlei bijzondere details, zoals een granieten pilaar met een beeldhouwwerk erop als begin van een trapleuning, een uitgesneden houten kop boven in een eikenhouten balk, ongepleisterde muren en meer eigenaardigheden die ik vergeten ben.
De zitkamer stond vol met vertegenwoordigers van zijn tijd: overwegend jaren dertig meubelen die verschillende zitjes vormden waardoor het woord salon meer op zijn plaats leek.
Het wonderlijke en verbazingwekkende aan meneer Zuurbuik was, dat hij ontwerpen had gemaakt voor diploma’s en oorkondes in Nieuwe Zakelijkheidsstijl, rond de dertiger jaren, waarna hij jarenlang tennisleraar en manager/beheerder van de eerste overdekte tennishal van Nederland was geweest. In Ellecom op de Veluwe, beter bekend als landgoed Avegoor. Hij had zowel gevoel voor kunst als voor sport, een zeldzame combinatie.
Stapels foto’s getuigden uit die tijd waarin hij de scepter zwaaide over de grote tennishal met haar hoge gebogen spanten, terwijl zijn vrouw de keuken onder haar beheer had. Deze tennisvakanties waren natuurlijk alleen voor de beter gesitueerden, waarvan prinses Marijke wel een van de belangrijkste bezoekers is geweest. Landgoed Avegoor speelde eerder in de tweede wereldoorlog een minder prettige rol als hoofdkwartier van de SS:  een enorm langgerekt gebouw met een beschoten kap aan de voorkant en langs de hele gevel een rij trappen. Dit unieke nationaalsocialistische gebouw uit 1942 is in de Tweede wereldoorlog door Joodse dwangarbeiders gebouwd voor de Duitsers. Meneer Zuurbuik had niet kunnen vermoeden dat het gebouw inmiddels op de monumentenlijst staat, al is het half vervallen.

Een aantal maanden na mijn zoete inval door zijn vensterraam, kwam ik weer eens bij hem aan, samen met een groepje cursisten. Om toerbeurten tekenden zij bij iemand thuis, en die dag was ’t Behouden Huis hun doelwit. Toen iedereen al vertrokken was veranderde mijn latente hoofdpijn vrij plotseling in een migraineaanval. Terwijl ik met gesloten ogen voor pampus op de bank lag, hoorde ik meneer Zuurbuik  plotseling dichtbij vragen: 'Mag ik je gezicht even aanraken?'
Binnen een mum van tijd zat ik recht overeind. Wat moest ik hier nu weer van denken? Mijn gedachtes gingen naar de vorige keer dat ik hier was geweest, enkele maanden terug. Hij had me zijn zolder laten zien: een smal vertrek aan de ene kant van het huis dat hij helemaal had laten isoleren en betimmeren met gipsplaat. De nauwe wanden liepen allemaal schuin naar boven, met hier en daar een enkele dakkapel, zodat er weinig licht naar binnen viel. Het was vast een ingewikkelde klus geweest voor de bouwvakkers. Langzaam werd me duidelijk dat meneer Zuurbuik hier een bedoeling mee had: hij ging er van uit dat ik hier wel mijn intrek zou nemen.                                        
Het leek zo voor de hand te liggen, ik wilde weg uit de stad en hij woonde helemaal alleen en stelde mijn gezelschap blijkbaar op prijs. Ik hield niet zo van zolderkamers, bovendien, ja wat was het? In een hoek lag iets op de grond. Het bleek een meisjesbadpak te zijn. Niet zomaar een, maar een gesmokt badpak uit de zestiger jaren, van katoen, met binnenin ribbels van elastiek, zo’n badpak als ik zelf ooit had gedragen, als meisje van een jaar of zeven. In een onbewaakt ogenblik keek ik ernaar. Het was gedragen.
Wat deed dit badpakje hier?
Bij meneer Zuurbuik, die zelf alleen een ongetrouwde zoon had die ergens in Arnhem een kluizenaarsleven leidde, meneer Zuurbuik die al jaren geen vrouw meer had en zeker geen kleindochters bezat? Ik wilde er geen enkele conclusie aan verbinden maar toch moest ik zo snel mogelijk weg van die benauwde zolder, nadat ik eerst nog de trouwschoenen van zijn vrouw aangeboden had gekregen. Ze pasten als gegoten.
Juist toen ik naar de deur wilde lopen, werd er gebeld. Ik deed open en keek recht in het stomverbaasde en verbouwereerde gezicht van zijn zoon.
Voorlopig had ik even genoeg van meneer Zuurbuik.

Toen ik, al dan niet terecht, wat meer afstand had genomen, begon meneer Zuurbuik wat bezitterig te worden. Een paar keer stond hij onverwachts op de stoep. Een keer nodigde hij mij uit voor een voorstelling van Mini en Maxi in het Musis Sacrum in Arnhem. Omdat ik er niet zo veel zin in leek te hebben, maakte ik pas laat aanstalten om te vertrekken. Het kan ook zijn dat ik het bijna vergeten was.
Iedereen zat al in de zaal toen ik gehaast binnenstormde. Het personeel was blijkbaar al gewaarschuwd want de suppoost fluisterde mij toe: 'Je tekenleraar wacht op je! '
'Mijn tekenleraar, wat denkt hij wel!'
Toen ik naast hem neerplofte, juist voordat het doek op ging, keek ik in een zeer nijdig oog van meneer Zuurbuik die ik bijna een blauwtje had laten lopen.
In de pauze dronken we iets wat ik vergeten ben. Wat ik wél goed weet is dat hij kritiek begon te geven op mijn schilderlessen. Daar was hij nooit over begonnen en dit bleek zijn gouden moment. Hij siste bijna: 'Je kunt geen orde houden!'
Tjak!, dat was raak. Ik dacht aan de enige groep mannen die ik ooit heb gehad en waarvan hij deel uitmaakte, terwijl ik voelde hoe het bloed naar mijn wangen begon te stijgen. Het was een groep waarbij ik als jonge vrouw, nog een meisje bijna, soms het gevoel had gekregen dat zij moeite hadden om mij als hun lerares te beschouwen.  
Toen ik het waagde om hem aan te kijken, leek het of zijn grote pupillen zojuist een paar pijlen hadden afgeschoten, zo donker, bijna duister keek hij mij aan.

Het leven ging verder, ook zonder meneer Zuurbuik. Voor hem verliep het anders. Een aantal maanden later lag er een kaartje op de vuile kokosmat van Hotel Brinta. Een griep was blijkbaar te veel voor hem geweest.
’t Behouden Huis' heeft een andere eigenaar gekregen, bijna zeker iemand met ook zo’n eigenaardige naam. Zeg nou zelf, wie heet er nu Zuurbuik?
 

Auteur Marion Haima

Verhaal uit het boek: Van Weimar tot Riethoven.
1 Comment

Schatkamers of grafkamers?

10/14/2014

0 Comments

 

 
Wat ís dat toch met Eindhoven? Het heeft de hoge ambitie om Culturele Hoofdstad van Europa te worden, nota bene met een verwacht budget van 141 miljoen euro. Kunst en Cultuur hebben veel met traditie en geschiedenis te maken, dat kan niemand ontkennen. Zelfs de meest moderne kunstuitingen zijn vaak ontsproten uit de schatkamers van het verleden. Alle steden en stadjes van enig belang, koesteren hun culturele geschiedenis. Kijk maar eens naar het Breda’s Museum, of naar Den Bosch, waar onlangs het schitterend verbouwde Groot Tuighuis is heropend, naar Bergen op Zoom met zijn Markiezenhof, of nog tientallen andere voorbeelden van plaatsen waar het cultureel historisch besef van een stadsbestuur duidelijk tot uiting komt. Eindhoven steekt daar schril bij af. Hier moet drastisch bezuinigd worden, zelfs de vrijwilligers van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven kunnen binnenkort hun biezen pakken. Komt dat omdat de stad op zichzelf zo weinig te bieden heeft aan belangrijke historische gebouwen, zodat dat cultureel historisch besef niet leeft bij de bestuurders van de stad? Het is verbazingwekkend om te ontdekken dat juist deze stad een bijzondere historie heeft, met als erfenis o.a. een zeer rijke collectie archeologische vondsten. Een collectie waar elke andere stad jaloers op zou zijn. Prachtige uitingen van staaltjes kunst en ambacht. Het is een misvatting om er vanuit te gaan dat het grote publiek niet geïnteresseerd zou zijn in deze “oude rommel”. Mijn ervaring na twee jaar archeologisch restauratiewerk en rondleidingen geven in het Eicha Museum te Bergeijk, heeft mij geleerd dat jong en oud geweldig geboeid kan worden door hun “roots”, mits eigentijds gebracht. Juist in deze tijd, en in een stad zoals Eindhoven, is het van belang dat ook het grote publiek kennis kan blijven maken met de schatkamers van het verleden: bronnen van inspiratie en buffers tegen de oprukkende schraalheid van onze maatschappij. Schatkamers die niet mogen veranderen in grafkamers!
 (Ingezonden stukje n.a.v. artikel ‘Grafkamer van ons geheugen’: stadsarcheoloog Nico Arts 3-4-2013).
Marion Haima
Beeldend Kunstenaar, vrijwilliger Archeologische Vereniging Kempen en Peelland.

0 Comments

    Author

    Marion Haima

      Schrijf iets:

    Submit

    Archieven

    November 2019
    April 2018
    November 2016
    Oktober 2016
    April 2016
    Oktober 2014

    Categorieën

    Alles

    View my profile on LinkedIn

    RSS-feed

  • Welkom
  • Paintings
  • Mozaïek
  • Foto's
  • Boek Van Weimar tot Riethoven
  • Het Riethovens Dagblad
  • Webshop
  • Contact
  • Workshops
    • C.V.
  • Keramiek
  • Edelsmeden